Met pensioen

Als u uw opgebouwde pensioen bij het pensioenfonds heeft achtergelaten, dan heeft u een aantal keuzemogelijkheden wanneer u met pensioen gaat:

1. Ouderdomspensioen ruilen voor partnerpensioen
2. Partnerpensioen ruilen voor ouderdomspensioen
3. Deeltijdpensionering
4. Ouderdomspensioen vervroegen of uitstellen
5. Variatie jaarlijkse hoogte ouderdomspensioen (hoog-laag)

Als u gebruik wilt maken van één of meer van deze keuzemogelijkheden dan moet u dit tussen de zes en drie maanden van tevoren schriftelijk kenbaar maken aan het pensioenfonds. We maken vervolgens een berekening van de gevolgen voor u, waarna u nog voldoende tijd heeft om uw keuze definitief te maken.

Let op: een gemaakte keuze kan niet meer worden teruggedraaid. Laat u dus goed informeren voor u kiest.

1. Ouderdomspensioen ruilen voor partnerpensioen

Als blijkt dat er geen of te weinig partnerpensioen voor uw partner is als u overlijdt, dan kunt u een deel van uw ouderdomspensioen ruilen voor partnerpensioen. U krijgt dan een lager ouderdomspensioen. Maar uw partner krijgt dan wel een hoger partnerpensioen van het pensioenfonds wanneer u komt te overlijden.

2. Partnerpensioen ruilen voor extra ouderdomspensioen

Naast ouderdomspensioen hebt u ook partnerpensioen opgebouwd bij het pensioenfonds. Er kunnen redenen zijn waarom u het partnerpensioen wilt ruilen voor een hoger ouderdomspensioen. Misschien heeft uw partner zelf een goed pensioen, of misschien hebt u geen partner (meer). Als u wel een partner hebt moet hij of zij het wel eens zijn met deze keuze. Het betreft hierbij opgebouwd partnerpensioen vanaf 1 januari 2002. Meer informatie over het ruilen van partnerpensioen voor een hoger ouderdomspensioen is te vinden in het pensioenreglement.

3. Deeltijdpensionering

In plaats van uw gehele ouderdomspensioen te laten ingaan op uw 68ste kunt u er ook voor kiezen om een deel van uw pensioen eerder in te laten gaan. De periode waarin het deeltijdpensioen wordt ontvangen bedraagt minimaal één jaar en kan onder voorwaarden op zijn vroegst vanaf 60 jaar. Kijk voor de voorwaarden voor deeltijdpensionering in het pensioenreglement.

4. Ouderdomspensioen vervroegen of uitstellen

U kunt er voor kiezen om uw ouderdomspensioen eerder in te laten gaan dan op uw 68-jarige leeftijd. U kunt vervroegen tot uiterlijk de leeftijd die vijf jaar lager is dan de voor uw geldende AOW-datum. U kunt in principe vanaf uw 60ste met pensioen mits u verklaart het arbeidzame leven te hebben beëindigd. Dat betekent wel dat uw ouderdomspensioen lager wordt. Dat is logisch, want uw pensioen wordt over een kortere periode opgebouwd en over een langere periode uitgekeerd. Uw pensioen eerder in laten gaan heeft dus financiële gevolgen. U moet er ook rekening mee houden dat de AOW later ingaat dan uw vervroegde pensioen. Op SVB kunt u zien wanneer uw AOW ingaat. Kijk voor de voorwaarden voor het vervroegen van uw pensioen in het pensioenreglement.

U kunt er ook voor kiezen om uw pensioen later in te laten gaan dan uw 68-jarige leeftijd. U kunt uitstellen tot uiterlijk de leeftijd die 5 jaar hoger ligt dan uw geldende AOW-datum.

5. Variatie jaarlijkse hoogte ouderdomspensioen (hoog-laag)

Op pensioendatum heeft u de mogelijkheid om gedurende een overeengekomen periode (5 of 10 jaar) een hoger en daarna een lager ouderdomspensioen te ontvangen. De lagere uitkering is minimaal 75% van het basispensioen. Het is aan te bevelen een verzoek hiertoe tijdig in te sturen. Kijk voor de voorwaarden voor hoog-laag in het pensioenreglement.